Thomas Storme 0

Naar een nieuw evenwicht tussen produceren en experimenteren

462 signers. Add your name now!
Thomas Storme 0 Comments
462 signers. Almost there! Add your voice!
95%
Maxine K. signed just now
Adam B. signed just now

Open brief aan de kandidaat rectoren KULeuven: Naar een nieuw evenwicht tussen produceren en experimenteren.

Zoals elke verkiezing is ook een rectorverkiezing een moment waarop we wellicht ervaren de toekomst mee in handen te kunnen nemen. Het moment ook dat we met z’n allen geloven dat er voor de universiteit een keuze is, dat bestuur en beleid er toe kunnen doen. De gedachte dat de toekomst van de universiteit niet vastligt, dat de universiteit niet enkel een speelbal is van sociale, economische of andere interne/externe wetmatigheden, of dat het enkel zou gaan om een efficiënt en effectief management. Deze opvatting gaat wellicht wat tegen de huidige tijdsgeest in waar gevoelens van machteloosheid, overgeleverd zijn en wantrouwen jegens beleidsvoerders overheersen. We zijn echter van mening dat de universiteit moet durven ingaan tegen deze tijdsgeest van gelatenheid en onverschilligheid, zeker wanneer we een nieuwe rector verkiezen.

In die geest willen we de kandidaten graag één kwestie voorleggen die om een keuze vraagt, waar beleid er toe doet en waar de toekomst van de universiteit mee in het spel is. Het gaat om de keuze tussen een universiteit waar produceren dan wel experimenteren centraal staat.

In het eerste geval gaat het om producten, producenten en resultaatsgerichtheid. Zowel onderwijs als onderzoek worden dan primair gezien als activiteiten die output genereren en door die output gestuurd worden, d.w.z. door een vooraf vastgelegde voorstelling van de uitkomst. Deze visie vraagt als vanzelf om een organisatie en beleid die er naar streven de output te verhogen door de effectiviteit en efficiëntie doorgedreven te optimaliseren. Het leidt uiteindelijk ook tot de idee dat er steeds meer output met steeds minder input gerealiseerd kan worden en uiteindelijk ook de gedachte van een academische groei-economie (die steeds nieuwe academische ‘behoeften’ aanpraat). Vandaar ook dat produceren van onderzoeksoutput en leerresultaten samengaan met een beleid van permanente mobilisering van mensen en kapitaal, van voortdurende versnelling en van ‘kwaliteit’ die constant gecheckt en geëvalueerd moet worden.

In een universiteit waar het model van experimenteren op de voorgrond staat, gaat het in de eerste plaats om een zoektocht: naar nieuwe kennis en nieuwe gedachten. Het gaat om een open zoektocht, omdat men, zoals in een laboratorium, zelfs niet weet of men iets zal vinden. Het experimenteren kan dus niet gestuurd worden door een vooraf bepaalde voorstelling van de ‘output’. Het wordt ‘input’-gedreven door vragen, vermoedens, nieuwsgierigheid. Zo een universiteit veronderstelt een omgeving die toelaat onvoorspelbare gebeurtenissen tot stand te brengen. Dit betekent: geduldig uitproberen (omdat het resultaat nog niet vastligt) en bestaande kaders en regels op het spel durven zetten (om tot nieuwe kennis, inzichten en ja, ook producten, te komen). Dit vraagt om: een vertrouwen in de maatschappelijke en dus niet vrijblijvende waarde van experimenteren (want het gaat steeds om de grenzen van het kunnen, kennen, geloven en denken) en is verbonden met een logica van maatschappelijke of publieke verantwoording (omdat in grensverleggend universitair onderwijs en onderzoek, hoe specialistisch ook, onze natuur en samenleving mee in het spel is). Binnen de universiteit vereist dit een klimaat van aandacht, engagement en debat, dat een essentiële vertraging impliceert. Vertraging in die betekenis dat we de maatschappelijke plicht hebben ook stil te staan bij wat we doen en denken en dit vanuit het simpele maar verrijkende idee dat we verkeerd zouden kunnen zijn in wat we doen en denken. De universiteit geeft dan ook tijd aan onderzoekers, docenten en studenten om op die manier stil te staan bij wat ze/we doen en denken.

De ideaalbeelden van produceren en experimenteren zijn uiteraard geen kwestie van ‘of-of’, maar we delen met velen de mening dat ‘productie’ de universiteiten en dus ook de KU Leuven is gaan overheersen. Er is dus nood aan een koerswijziging, een bijsturing die op lange termijn wel degelijk gevolgen zal hebben.

De negatieve gevolgen van een overdreven ‘productie model’ in onderzoek zijn recentelijk ten volle tot uiting gekomen naar aanleiding van misbruik van gegevens bij experimenten als gevolg van onder meer de publicatiedruk. Hier willen we echter ook uitdrukkelijk aandacht vragen voor het onderwijs. We stellen nu meer en meer een resultaatsgerichtheid vast in onderwijs. Het gaat dan niet enkel om de outputfinanciering, maar ook om de concrete vormgeving van het onderwijs zelf. De nadruk op zogenaamde ‘leerresultaten’ is wat dit betreft illustratief: het academisch onderwijs wordt een gesloten productieproces en leren een accumulatie van leerresultaten/credits. Deze visie volgen maakt van het academisch onderwijs een productieband, waar uiteindelijk niet enkel de opleiding maar ook elke docent en zijn/haar opleidingsonderdeel kan worden afgerekend op de al dan niet geproduceerde leerresultaten. Onderwijs wordt dan contractuele dienstverlening. Instrumenteel en mechanisch denken staan centraal, juridisering een logisch gevolg. En dit leidt ook ongetwijfeld tot een omvattend en directief toetsbeleid dat moet garanderen dat alle geproduceerde leerresultaten eenduidig zijn vast te stellen. De nieuwe vorm van visitatie is helemaal op de controle van dit ‘productieproces’ ingesteld.

In de visie die vertrekt van experimenteren is academisch onderwijs in eerste instantie een open vormingsproces. Een academische studie is dan geen vorm van leren zoals een andere: de student is iemand die zoals in een laboratorium op een onderzoekende manier leert en de grenzen opzoekt en aftast naar nieuwe gedachten. Ook de docent bevindt zich in de positie van iemand die voortdurend op zoek is. Dit betekent dat een universiteit zowel van de docent als student vraagt om ook steeds een (goed voorbereide) stap in het onbekende te zetten. Studenten zijn dan niet te verleiden tot louter de rol van klant, consument of speculant, en studeren valt niet enkel samen met het kiezen voor en investeren in leerresultaten zoals in het productieproces. Een vormingsproces omvat eveneens ‘vormingsdoelen’ waardoor academisch onderwijs mensen vormt tot personen en burgers met een maatschappelijk betrokkenheid en kritische ingesteldheid. Deze visie op onderwijs veronderstelt een type kwaliteitszorg waar minder de output maar de ‘input’ centraal staat: bijvoorbeeld een collegiale toetsing en waardering van visie, voorbereiding en onderwijsplan van docenten, en bijgevolg een beleid van vertrouwen naar zijn/haar onderwijs toe. Het vraagt ook een experimenteren met nieuwe onderwijsvormen (gebruik van ICT, vormen van e-learning) dat niet enkel gestuurd wordt vanuit vooraf bepaalde leerresultaten, maar als het ondersteunen van collectieve experimenten, van vormingsprocessen gedreven vanuit open vragen. Cruciaal hiervoor is het vermijden van administratieve overlast en van dictaten van een technisch apparaat dat soms een heel eigen leven gaat leiden. Hier dringt zich dan een beleid op dat uitgaat van vertrouwen, maar ook van duidelijke verwachtingen, debat, collectieve verantwoordelijkheid en afspraken. De klassieke gedachte dus van een academische ‘zoekende’ gemeenschap waar we als docent en student samen deel van uitmaken. En dit is meteen ook de noodzakelijke dam tegen een juridisering in onderwijs die niet alleen kostelijk en tijdrovend is, maar docenten en studenten ook vaak verweesd en nog meer wantrouwend achter laat.

Deze alternatieve visie op onderwijs, en ook op onderzoek, is geen fata morgana: talrijke voorbeelden in het buitenland maar ook aan onze universiteit geven aan dat ze ook mogelijk is. Maar ze veronderstelt wel de keuze om de sterke tendensen tot standaardisering en meer algemeen tot output-gericht denken een halt toe te roepen, en opnieuw bestaande initiatieven rond vormend onderwijs te waarderen en nieuwe experimenten te ondersteunen. Kortom: om zich te wagen aan een nieuwe gezamenlijke zoektocht. Onze vraag aan de rectorskandidaten is of ze zich samen met de universitaire gemeenschap aan deze boeiende zoektocht willen wagen. We zijn er in ieder geval van overtuigd dat dit experiment een heel positieve bijdrage zal hebben voor universitair onderwijs in het Europese landschap.

Stephan Claes, Jan Elen, Jacques Haers, Jan Masschelein, Didier Pollefeyt, Bart Raymaekers, Maarten Simons, Manuel Sintubin, Nicolas Standaert, Jan Tytgat



Links


Share for Success

Comment

462

Signatures