Leefbaar werk voor docenten en medewerkers hoger onderwijs

2432 signers. Add your name now!
2432 signers. Almost there! Add your voice!
95%
Maxine K. signed just now
Adam B. signed just now

Uit de berichtgeving van verschillende media vorige week bleek dat de Vlaamse hogescholen de alarmbel luidden. Als personeelsleden van een van die Vlaamse hogescholen zouden we niet liever willen dan dat er permanent iemand op die alarmbel staat te drukken. Voortdurend belletjetrek, zodat minister Crevits uiteindelijk uit miserie beslist het dossier van de hogescholen bovenaan de stapel te leggen. Want in de tussentijd heeft de minister in de voorbije paar dagen wel al geld uitgedeeld aan het basisonderwijs (op vrijdag, zo’n 40 miljoen euro) en ze voorziet blijkbaar ook zo’n 150 miljoen extra voor scholenbouw (weliswaar gespreid over 3 jaar, bleek zaterdag).

Niettegenstaande het feit dat elke investering in onderwijs (zij het in het kleuter, lager, middelbaar of hoger onderwijs) aangemoedigd moet worden, doet het toch vermoeden dat de bekommernissen van “onze hogescholen” voor de minister duidelijk geen prioriteit zijn. Ook in haar, ongetwijfeld met goede bedoelingen opgestelde open brief in De Morgen, klinkt ze niet overtuigend. Ze verwijst naar de terugkeer van het oude kliksysteem, dat de stijging van de studentenaantallen budgettair zou moeten opvangen, en dat in het beloofde jaar 2017. Dat zou moeten volstaan en de “inhaalbeweging kan dan ingezet worden”. Waar ze wel handig omheen argumenteert is het feit dat het wegvallen van het kliksysteem in 2015 en 2016 (die ellendige “moeilijke budgettaire context” toch) niet kan verklaren waarom “in 2011 het water de hogescholen aan de neus stond”. Hoe verklaart u dat, mevrouw Crevits? En denkt u dat we met de herinvoering van dat kliksysteem terug gaan kunnen ademhalen in onze permanente zwemvijver? Want als personeelsleden zouden we het liefst van al terug uit onze poel komen en op het droge kunnen functioneren. Wij betwijfelen dan ook ten zeerste dat de herinvoering van het klikmechanisme veel soelaas zal brengen. Wij willen dan ook het liefst van al permanent op die alarmbel duwen, zodat u en de Vlaamse regering hopelijk ooit zullen begrijpen dat er extra investeringen nodig zijn. Investeringen die bewijzen dat u gelooft in de kracht en meerwaarde van de Vlaamse hogescholen, van hun studenten en ook van hun personeelsleden.

In uw mooie open brief schrijft u ook het volgende: “En dat de kwaliteit daalt omdat er te veel studenten en te weinig middelen zijn? Dat zullen weinig docenten bevestigen: kwaliteit en passie is hun drijfveer.” Welnu mevrouw Crevits: op gevaar van eigen werkzekerheid durven wij te erkennen dat niettegenstaande onze passie en andere drijfveren (die ergens mee op de bodem van onze vijver drijven), de kwaliteit van ons werk erop achteruit gaat. Dat kan ook niet anders. De groepen worden écht te groot. Je kan niet op twee uur lestijd aan zestig studenten individueel feedback geven op papers. Niettemin leren ze daar het meest van. Dus ga je op zoek naar alternatieven, die steeds minder goed zijn. Want aan je andere lesuren kan je niet knagen: die heb je nodig om theorie te geven en oefeningen te maken. Want dat moeten we dan ook weer doen: opdrachtgestuurd onderwijzen. Doe dat maar eens, in een aula met een grote groep studenten.

Bij ons op de hogeschool worden onze opdrachten uitgedrukt in percentages. Dit systeem deelt onze opdracht op in verschillende deelopdrachten met vaak belachelijke percentages. Bij de invoering van dit systeem stond de norm voorop dat elke 1% voor een opdracht overeen komt met 14 werkuren. Ondertussen klopt die verhouding al lang niet meer. Er is helemaal geen verband meer tussen de percentages die voor een bepaalde opdracht worden toegekend en de daadwerkelijk te presteren uren om die opdracht te kunnen realiseren. Wie dus een voltijdse opdracht heeft, werkt veel en veel meer dan 40 u per week. Wil je aan een voltijdse opdracht komen, dan moet je aan het einde van elk academiejaar voor het volgende jaar ook als een waanzinnige beginnen puzzelen. Hoewel er uiteraard ook vakken zijn die goed bedeeld zijn in deze percentages (dat zijn dan wel de zwaardere vakken met een hoger aantal studiepunten en dus ook een groter aantal lesuren in de eerste jaren), zijn het voornamelijk de (diepgaandere en moeilijkere) vakken voor de 2de en 3de jaarsstudenten die weinig ‘opleveren’ voor je opdracht. Percentages van 3 of 4 procent of zelfs minder zijn niet uitgesloten. Wil je aan een voltijdse opdracht komen met dergelijke lespercentages, dan moet je dus ongeveer zo’n 25 vakken doceren, gespreid over twee semesters en sinds de invoering van opleidingen voor werkstudenten vaak ook ’s avonds. Werkdagen die starten om 8u en eindigen om 21u30 zijn geen uitzondering meer. Groepen kleiner maken? Dat kan, maar dat gaat ten koste van de werklast. Je moet dan immers meer lesgeven voor hetzelfde percentage, dat namelijk niet verandert.

Daarnaast worden we ook geacht mee te draaien in de administratie en in heel wat ‘organisatorische opdrachten’. Wij zijn namelijk ook experts in het opmaken van lesroosters, het organiseren van congressen en events, het opstellen van jaarprogramma’s voor studenten, het organiseren en beheren van een bachelor na bachelor opleiding, het reclame maken op infodagen en SID-ins, het uitvoeren van onderzoeks- en dienstverleningsopdrachten voor allerhande (externe) opdrachtgevers, enz. Dit zou niet erg zijn, mocht hier telkens een behoorlijk percentage in de opdracht tegenover gesteld worden. Maar hier is het nog vaker huilen met de pet op. Met twee een eindejaarscongres organiseren voor alle derdejaars, elk voor 4% van je tijd, dat is nog ruim bedeeld. Elk jaar 400 afspraken maken met studenten om hun jaarprogramma vast te leggen en dat voor 10% van je tijd? Dat is de standaard bij ons op de hogeschool. Oh ja, je kan ook studenten begeleiden voor stage en scriptie, en dat voor het afgeronde percentage van 1% per student. Of meegaan met studenten naar een internationale week in het buitenland, goed voor 1,5 % voor een verblijf van een week (zodat je in principe volgens het toegemeten percentage halfweg de week naar huis zou moeten terugkeren omdat de bijhorende 21 werkuren ‘op’ zijn). En vergeet daarbij niet dat je de andere werktijd dan nog moet opvullen met lesuren, met lessen die spijtig genoeg zichzelf niet voorbereiden.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de collega’s de laatste tijd met bosjes vallen. Als we melden dat we aan het verdrinken zijn, wordt ons aangeraden om volgend jaar 80% te gaan werken. Van een non-oplossing gesproken. Zij die deeltijds werken, werken standaard een vierde harder om hun opdracht gedaan te krijgen. Tachtig procent werken impliceert dus dat je 100% werkt en maar 80% betaald wordt. Voltijds werken? Dat is 120% werken bij ons. Weekends, dat is een fictie.

Overdrijven we? Met hard werken is toch niets mis? Zijn we zeurpieten? We horen de kritiek al komen. “Het leven zoals het is: de hogeschool”, zorgt er spijtig genoeg voor dat elke ademruimte voor ons als lectoren gewoon weg is. Daardoor kunnen we niet meer recupereren na een zware lesperiode. Het blijft maar doorgaan. Want de ultieme dooddoener uit het onderwijs is nog niet gepasseerd: “maar jullie hebben toch veel vakantie”? Wel, dat valt eigenlijk wel tegen in het hoger onderwijs. De “lesvrije weken” die in het schooljaar plaatsvinden (want vakantie durven we ze niet noemen) dienen respectievelijk om lessen voor te bereiden (herfstvakantie), opdrachten en papers te verbeteren en examens op te stellen (kerstvakantie) en nogmaals om lessen voor te bereiden (krokus- & paasvakantie). De grote vakantie hoor ik u dan zeggen, dat is toch twee maanden absolute rust? Nee hoor. Wij moeten beschikbaar blijven tot medio juli (er moet maar eens een student het niet eens is met je beoordeling van zijn examen, en je kan je examens nog terug gaan opsnorren) en midden augustus worden we al terug verwacht voor de tweede zittijd. Conclusie: één maand per jaar hebben we echte rust. Eén maand per jaar kunnen we onze mailbox afsluiten, ten minste als studenten beslissen om je met rust te laten in die maand. Want voor hen stopt het stellen van vragen niet. En als je het dan waagt om niet onmiddellijk te antwoorden, wordt je overste - tot de algemeen directeur toe – meteen door de betrokken student op de hoogte gehouden van het feit dat je niet binnen de twee dagen geantwoord hebt op zijn of haar vraag. Examens verbeteren? In het slechtste geval hebben we daar welgeteld één dag de tijd voor. Want op maandag moeten die punten binnen en sinds kort hebben we in elke examenperiode drie zaterdagen waarop examens gehouden worden, waarbij wij dan ook nog eens toezicht moeten doen. En je moet maar eens de pech hebben dat jouw examen op een van de laatste examendagen valt.

Waarom blijven we het dan doen? Wel ja, die verdomde passie voor ons vak en onze studenten zitten blijkbaar toch nog steeds in ons lichaam. We doen wat we kunnen, voor al die studenten die elke les enthousiast voor onze neus zitten. Voor al die studenten die een steengoede scriptie willen afleveren. Voor de collega’s die een menselijk lesrooster willen hebben. Voor hen offeren we onze vrije weekends op, soms onze gezinsbanden en zeker ons sociaal leven. Wat we van al deze studenten en collega’s terugkrijgen is ongelooflijk. Het is dankzij hen dat we kunnen blijven draaien. Noodzaak zorgt duidelijk voor samenhang: de groep collega’s is enorm hecht. Het is duidelijk dat het de collega’s zijn die ervoor zorgen dat er elke dag aan de koffie in de lectorenliving een aantal collega’s opgepept wordt zodat ze er weer even tegenaan kunnen. Maar dit gaat niet blijven duren.

Zijn we kwaad op onze bazen? Nee. Zij blussen branden met de druppels water die ze gekregen hebben van de minister. Dus, lieve minister Crevits, vergeet ons niet. Denk na over een extra investering. Wij hebben meer nodig, of we gaan er collectief aan onderdoor. Of we komen effectief belletjetrek houden bij u thuis (van een ludieke actie gesproken).

Share for Success

Comment

2432

Signatures